Op 14 mei 2011 was Rijkswaterstaat Oost Nederland gastheer voor de nationale vismigratiedag op het stuwcomplex bij Driel.
De dag was een initiatief van Living North Sea. Op het terrein werden geintereseerden gastvrij ontvangen en konden deelnemen aan een excursie over en onder het stuwcomplex. Daarnaast kon men worden geinformeerd over de Europeesche Kader Richtlijn Water en gaf VisAdvies een toelichting op de werking van de vispassage. Aan de hand van posters, video en vragen kon iedereen zich op de hoogte stellebn van de vissen die het stuwcomplex passeren.
Onderzoek vispassage 2002
Om vistrek via de Nederrijn-Lek mogelijk te maken zijn de stuwen bij Driel, Amerongen en Hagestein voorzien van vispassages in de vorm van bekkentrap-pen. De vispassage bij Driel is in november 2001 gereed gekomen. Om de werking van de bekkentrap bij Driel te bepalen heeft Rijkswaterstaat Oost-Nederland in 2002 een evaluatie van de vispassage uit laten voeren.
De fuikvangsten leverden 13 vissoorten waarvan alver, baars en pos met de grootste aantallen, tot vele duizenden alvers per fuiklichting. Ook barbeel, brasem, blankvoorn, kolblei, paling, riviergrondel, snoekbaars, serpeling, rivierdonderpad en winde zijn in de fuik gevangen. Deze soorten vertegenwoordigen zowel bodembewoners, soorten die nabij de bodem leven, soorten die in de gehele water-kolom voorkomen en vissen die met name nabij het wateroppervlak leven. Dit betekent dat de passage in principe geschikt lijkt voor alle vissoorten die te verwachten zijn. Vooral kleinere exemplaren zijn gevangen waaruit geconcludeerd kan worden dat de stroom-snelheden in ieder geval niet beperkend zijn geweest voor de pas-seerbaarheid door de grotere vissen van betreffende soorten. De grotere vissen kunnen de vistrap passeren maar vanwege geringe vangsten hiervan kan niet gesteld worden dat de passeerbaarheid voldoende is.
Hoe de vispassage destijds (2002) is onderzocht is te zien op de video.